Geschiedenis van de E.C.H.V.

Bij een vereniging die inmiddels de viering van het 75-jarig bestaan al achter de rug heeft, mag een terugblik in de historie naar mijn mening niet ontbreken. Over zo’n lange periode valt onnoemelijk veel te verhalen en het ophalen van wat herinneringen zal wellicht, met name door veel oudere leden, gewaardeerd kunnen worden.
In het onderstaande artikel heb ik in vogelvlucht een aantal kenmerkende feiten uit bijna 80 jaar georganiseerde hengelsport in Culemborg weergegeven. Het ligt voor de hand dat het archief van de vereniging hierbij als belangrijkste informatiebron heeft gefungeerd. Van de eerste decennia is echter helaas veel archiefmateriaal verloren gegaan. De weergegeven feiten uit de eerste levensjaren van onze vereniging zijn daarom deels gebaseerd op gesprekken met leden die in de betreffende periode al nauw bij de E.C.H.V. betrokken waren.
Voor de jongeren hoop ik dat een stukje inzicht over het wel en wee van de club in het verleden, een bijdrage vormt aan hun beeldvorming over de totstandkoming van de georganiseerde hengelsport, zoals we die momenteel kennen.

Wim Gutte, oud secretaris

Bijna 80 jaar georganiseerde hengelsport in Culemborg

HET BEGIN
Eén van de oudst bewaard gebleven archiefstukken van onze vereniging is een eenvoudig ‘cahier’, waarin op 15 januari 1946 in een keurig handschrift de volgende tekst aan het papier werd toevertrouwd:
1945, het jaar der bevrijding. Vijf lange jaren hebben wij onder een alles vernietigende druk geleefd. Vijf jaren heeft de sportwereld onder deze druk geleden en wel in ’t bijzonder onze sport, de hengelsport. Bestond er eerst nog contact met het Bondsbestuur en zusterverenigingen; het laatste jaar was dat niet meer mogelijk. Toch is de hemel wat de hengelsport betreft nog niets opgeklaard. In tegendeel, vele duistere wolken drijven nog langs. De besluiten, door den bezetter ingevoerd, blijven tot grote ontevredenheid van iedere hengelaar onverminderd van kracht. Nog steeds geniet de beroepsvisser grote voorrechten boven den sporthengelaar, die toch ook een behoorlijk bedrag betaalt om de visstand op peil te houden. Wat in ’t bijzonder nu onze vereniging betreft, willen we hopen dat deze zwarte wolken spoedig verdwenen zullen zijn en er een gouden zon voor de sporthengelaar gaat schijnen.
Met deze welhaast lyrische woorden opende secretaris J. de Bruyn, het Jaarverslag van de E.C.H.V. over het jaar 1945. Het is het oudst bewaard gebleven jaarverslag. Want slaan we de notulen van de eerste ledenvergadering na de bevrijding (24 mei 1945) er op na, dan lezen we daarin o.a. het citaat: “De voorzitter doet mededeling van het moedwillig verbranden der notulen en jaarverslagen door de Duitsers, die het huis van den secretaris hadden gevorderd. Dit betekent een verlies dat niet te vervangen is”.
Toenmalig voorzitter Schmidt had het met die opmerking zeker bij het rechte eind, want inderdaad is uit de eerste tien jaar E.C.H.V. als gevolg van deze zinloze daad van de Duitsers slechts weinig tastbaars voor het nageslacht bewaard gebleven. Wel bleek nog te achterhalen dat de vereniging oorspronkelijk werd opgericht onder de naam “De Rooie Dobber”. Omdat men echter vreesde dat deze vrij snel zou worden geassocieerd met een politieke richting, werd die naam al enkele weken na de oprichting gewijzigd in “Eerste Culemborgse Hengelaars Vereniging”. Er werd in mei 1935 gestart met 18 leden, die per week een stuiver contributie betaalden. Het eerste dagelijks bestuur werd gevormd door voorzitter Nico van der Stroom, secretaris Chris van Leeuwen en penningmeester Henk Gutte.
Het eerste water dat in beheer werd verkregen was het zgn. 2e fort nabij Everdingen. Maar behalve dat de E.C.H.V. zich als 63e vereniging in Nederland landelijk aansloot bij de Algemene Hengelaars Bond (AHB) en dat er van meet af aan veel animo voor wedstrijdvissen bestond, is er verder nauwelijks iets bekend uit het eerste decennium na de oprichting.

MOEILIJKE PERIODE
We springen daarom meteen naar de periode direct na de 2e wereldoorlog. Een voor de vereniging uiterst moeilijke tijd. En dat net rond het moment van het 10-jarig bestaan. De verenigingsgelden waren geblokkeerd. Maar toch wilde men deze mijlpaal niet ongemerkt voorbij laten gaan en er werd, naast een receptie en ontspanningsavond voor de leden, een jubileumviswedstrijd georganiseerd in het Amsterdam-Rijnkanaal met na afloop kersen eten in een boomgaard.
De vereniging beschikte op dat moment over geen enkel behoorlijk viswater meer. Het fort bij Everdingen was gevorderd ten behoeve van de beroepsvisserij voor de voedselvoorziening. Alleen de Culemborgse haven en een zeer beperkt visrecht in de Lek stonden de leden nog ter beschikking.
In 1946 werd wel weer het verloren visrecht in het 2e fort terug gekregen. Maar er zou nog lange tijd overheen gaan voordat bestaande geschillen tussen beroep en sport werden opgelost en een basis kon worden gelegd voor een (min of meer) succesvolle samenwerking. De “duistere wolken”, waarover in het hierboven gememoreerde jaarverslag werd gesproken, waren nog lang niet verdwenen. Het is daarom niet verwonderlijk dat het ledenaantal, dat begin 1946 nog 90 bedroeg, in die jaren drastisch daalde. Wat had men een lid immers te bieden? Het is dankzij de grote wilskracht en het enorme enthousiasme van de toenmalige bestuurders dat de vereniging in die jaren op de been is gebleven. Zij wisten een kleine vaste kern aan zich te binden door het 4 à 5 keer per jaar organiseren van ledenvergaderingen en gezamenlijk meedoen aan rayonviswedstrijden bij zusterverenigingen, tot zelfs in Tilburg toe. Die vaste kern was inmiddels echter wel teruggelopen tot zo’n 50 leden………!

DE EERSTE OFFICIËLE HUUROVEREENKOMST
In het begin van de 50-er jaren brak de “gouden zon” eindelijk voorzichtig door de wolken heen. Het visrecht in een paar stukjes polderwater langs de Lange en Korte Avontuurseweg werd “op proef” verkregen. Later kwam de Ondiepe Vliet erbij en men zag zowaar kans het verkregen recht om te zetten in een definitieve 6-jarige pachtovereenkomst.
Rond dezelfde tijd werd de Koninklijke Goedkeuring op de Statuten verkregen. Een belangrijke zaak, vooral met het oog op de rechtspositie bij de inwerkingtreding van de nieuwe Pachtwet 1952.

POOTVIS
Met de toename van viswater ontstond ook de noodzaak van visuitzet. Het was in die dagen immers vrij gebruikelijk dat de vis werd meegenomen voor de consumptie. Op initiatief van Jo van Kuik werd een pootvisfonds gevormd. Jarenlang heeft deze zich samen met Jan Ulrich ingespannen om geld voor visuitzet in te zamelen. En niet voor niets, want toen in 1954 voor het eerst het visrecht in “De Lokkershoek” kon worden gepacht, kreeg het bestuur de somma van f. 144,25 (omgerekend 65 euro) aangeboden. Voor die tijd een aardig bedrag, waarvoor meer dan 700 kilo vis kon worden gekocht. De plas werd bevolkt met brasem, zeelt, bovenmaatse snoek, voorn en baars.
Tevens werd dit nieuwe water benut om in Culemborg een echt karper-water te introduceren. Er werden daartoe 1000 stuks kleine en 450 kilo bovenmaatse (boven 35 cm.) karper uitgezet. Dat lijkt nu erg veel voor een dergelijk water, maar in die tijd (tot zelfs ver in de 70-er jaren) waren jaarlijks aanvullende karper uitzettingen noodzakelijk. De karpers, het waren voor 80% spiegels, bleken namelijk bij leden zeer gewild voor de consumptie. Al snel werd er daardoor ook een bescherming in de vorm van een meeneem beperking van maximaal één bovenmaats exemplaar per dag ingesteld. Ik herinner mij nog goed dat jaarlijks op 1 juni bij de opening van het visseizoen, een ware run plaatsvond op “De Lokkershoek” in verband met de tijdens de gesloten tijd uitgezette 3-zomerige karpers.

POSITIEVE ONTWIKKELINGEN
Het zo verfoeide Pachtbesluit 1941 werd in de loop van de 50-er jaren vervangen door een wettelijke regeling waarmee de kansen op een meer rechtvaardige verdeling van het visrecht tussen beroep en sport werden vergroot. De totstandkoming van de Visserijwet en de instelling van de Kamer voor de Binnenvisserij als controlerend orgaan, waren gunstig voor de sportvisserij. De saamhorigheid binnen de vereniging was in die jaren groot. De leden liepen zich het vuur uit de sloffen bij ledenwerfacties. De beste wervers werden beloond met een taart, terwijl het werven van meer dan 10 nieuwe leden een jaar vrijstelling van contributie opleverde. Die contributie werd toen overigens nog steeds, al zo’n 20 jaar lang, maandelijks door een bode aan huis opgehaald.

DE 60-er EN 70-er JAREN
Het 25-jarig jubileum werd feestelijk gevierd met een receptie en een cabaretavond met bal na. Er was ook reden genoeg voor een feeststemming, want het ledental ging (waarschijnlijk onder invloed van de inmiddels ingevoerde vrije zaterdag) met sprongen omhoog. De maandelijkse contributie-inning was niet meer doenlijk en er werd overgegaan tot betaling per jaar. De jaarcontributie voor de op dat moment ongeveer 450 leden bedroeg in die tijd f. 7,50 voor senioren en f. 3,60 voor jeugdleden en bejaarden.
Begin 60-er jaren zette ook de uitbreiding van viswater zich voort. De gehele polder kon worden ingelijfd en in 1963 werden het zgn. “nieuwe kanaal” (de Buster) en Fort Acquoy aan het viswater toegevoegd. Ter zelfde tijd werd ook al gepoogd de visrechten in de Zandput Rietveldseweg te verkrijgen. Men kreeg te horen dat daar voorlopig geen sprake van kon zijn. Dat ‘voorlopig’ een zeer rekbaar begrip is, weten we thans maar al te goed. Het zou immers tot 1984 duren eer daar daadwerkelijk het visrecht werd verkregen.

Bij het 30-jarig bestaan in 1965 trad Henk Gutte af als penningmeester, na deze functie vanaf de oprichting onafgebroken vervuld te hebben. Hij werd onderscheiden met het zilveren AHB-insigne en door de vereniging werd de Henk-Gutte-wisselbeker (voor de vanger van de grootste vis tijdens de Ochtendcompetie) ingesteld. Deze beker is, na meer dan 40 jaar jaarlijks te zijn uitgereikt, in 2010 definitief in bezit gekomen van Theo Sielhorst, omdat die hem als eerste in de loop der jaren in totaal 5 keer heeft gewonnen.  

De hengelsport nam vooral vanaf de 70-er jaren een steeds grotere vlucht en voorzag in toenemende mate voor velen in een recreatieve behoefte. De vereniging passeerde in 1972 voor 't eerst de 1000 leden.

Voor de ECHV zette tevens de uitbreiding van viswater zich voort onder de bezielende leiding van voorzitter W.P. (Willy) v.d. Winkel. Nog meer visrechten, zoals bijvoorbeeld in de Paay, de Lek, de Culemborgse Stadsgrachten en de Ronde Haven (de laatste in het begin alleen voor de 65-plussers) werden verkregen. Tevens werden in die tijd veel beroepsvissers uitgekocht, waardoor ook grondvis rechten in handen van de hengelsport kwamen. Een belangrijke stap, want op die manier werd voorkomen dat uitgezette pootvis door het beroep werd weggevangen.

LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN
Onze voorzitter Willy v.d. Winkel was tevens voorzitter van het district Gelderland van de AHB en hield zich, naast de ECHV, ook intensief bezig met de voorbereiding van een nieuwe landelijke hengelsportorganisatie en de federatievorming in Gelderland. In zijn persoon heeft de ECHV een prominente rol gespeeld bij de definitieve opheffing van de AHB en de totstandkoming in 1975 van de N.V.V.S. Enkele jaren daarvoor, in 1973, was de ECHV al toegetreden tot de Federatie “De Betuwe” (de voorloper van onze huidige Federatie "Midden Nederland". Al sinds midden 70-er jaren kregen onze leden daardoor o.a. de beschikking over de zgn. "Grote Vergunning" en een Federatieve Visvergunning, waarmee, behalve in de eigen omgeving, kosteloos in een groot arsenaal andere wateren in de regio en door geheel Nederland mag worden gevist. 

Inmiddels is op haar beurt in 2006 de N.V.V.S. weer, tezamen met de O.V.B., gefuseerd tot onze huidige overkoepelende organisatie, Sportvisserij Nederland. Dit leidde tevens tot opheffing van de tot dat moment bestaande systemen van "visakten", "bijdragebewijzen", "viskaarten" en "sportvisakten", die vroeger via het Gemeentehuis (en later via het Postkantoor) moesten worden aangeschaft. Voor de individuele sportvisser betekende dit o.a. direct per 1 januari 2007 de introductie van de nu inmiddels alweer aardig ingeburgerde VISpas, die sindsdien samen met de E.C.H.V.-verenigingsviswaterlijst en de Gezamenlijke Lijst van Nederlandse Viswateren uw visvergunning vormt. Behalve dat de VISpas sindsdien voor iedere sportvisser vanaf 14 jaar onlosmakelijk met het lidmaatschap van een vereniging is verbonden, kwam hiermee tevens een eind aan de dubbele contributieafdracht voor de landelijke organisatie, waardoor het tegenwoordig veel goedkoper is geworden om van meer dan één vereniging lid te zijn.

DE LAATSTE DECENNIA
De laatste tientallen jaren stonden eveneens in het teken van andere nieuwe impulsen. De aanpak van de milieuproblematiek, de herbezinning op het beleid ten aanzien van water- en visstand beheer (inclusief het opstellen van Visplannen) en de uitbreiding van de voorlichting, zijn zomaar wat voorbeelden. Ook het streven naar het realiseren van meer regionale en landelijke hengelsport mogelijkheden (in de vorm van uitbreiding van het aantal wateren in de federatieve en landelijke viswaterlijsten), alsmede de intensivering van de samenwerking met zusterverenigingen (zoals bijvoorbeeld de Stichting Combivis) zijn kenmerkende elementen waar het verenigingsbestuur zich de afgelopen decennia mee zag geconfronteerd. En ook momenteel nog voortdurend aandacht voor heeft.

Als meest recente ontwikkelingen zijn van de laatste jaren verder nog noemenswaardig de aanzienlijke uitbreiding van de nachtvis-mogelijkheden en (desgewenst) de mogelijkheid om tegen geringe meerkosten in veel van onze wateren gelijktijdig te vissen met drie hengels.

EPILOOG
Natuurlijk zijn nog niet alle resultaten allemaal even concreet. En is er nog voldoende te wensen. Maar hoofdzaak is dat, mede dankzij een stuk inbreng van de ECHV, de hengelsport in ons land de aandacht heeft gekregen die zij verdient. Niet alleen in de eigen stad, maar ook regionaal en zelfs landelijk, heeft onze vereniging daaraan de afgelopen jaren een belangrijk steentje bijgedragen. Want vooral dankzij de inspanningen van de vele vrijwilligers die ons voorgingen, staat de hengelsportliefhebber in Culemborg thans een scala van vismogelijkheden in zijn eigen omgeving, maar ook ver daar buiten, ter beschikking.

De Eerste Culemborgse Hengelaars Vereniging voorziet ook heden ten dage, misschien wel juist als gevolg van de "jachtige" tijd waarin wij leven, nog steeds in een duidelijke behoefte. De vereniging is uitgegroeid tot een waardige representant van het Culemborgse verenigingsleven, die door overheids- en andere instanties niet alleen steeds meer wordt gekend, maar bovenal ook als volwaardig gesprekspartner wordt erkend.
Niet in de laatste plaats mag dit worden toegeschreven aan de vaak enorme inspanningen die vele bestuurs- en kaderleden, die ons in de afgelopen bijna 80 jaar zijn voorgegaan, zich hebben getroost. Niet alleen de sportvisser, maar de gehele Culemborgse gemeenschap kan daar gerust trots op zijn.

Wim Gutte, oud secretaris